Gewasbeschermingsmiddelen bevatten één of meer actieve stoffen die ingezet kunnen worden om planten of plantaardige producten te beschermen tegen schadelijke organismen of om ongewenste (delen van) planten te vernietigen. Daarnaast kunnen deze middelen worden ingezet om de levensprocessen van planten zoals de groei te beïnvloeden of plantaardige producten langer te bewaren. Hierdoor dragen gewasbeschermingsmiddelen bij aan de voedselzekerheid en productie-efficiëntie. Tegelijkertijd kunnen gewasbeschermingsmiddelen onbedoelde negatieve effecten hebben op (andere) organismen en het milieu.
De toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is om die reden streng gereguleerd en wordt strikt gehandhaafd. Deze blog gaat in op de belangrijkste aandachtspunten bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Toepasselijke regelgeving: toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
Europese wetgeving
Binnen de Europese Unie (“EU”) is de toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen geregeld in Verordening 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
Nieuwe gewasbeschermingsmiddelen mogen alleen op de markt gebracht worden als deze in de betrokken EU-lidstaat overeenkomstig deze verordening zijn toegelaten. Deze procedure kent twee stappen. Eerst wordt de werkzame stof op Europees niveau beoordeeld. Na goedkeuring van de stof worden in een tweede stap de middelen op basis van deze stof per land beoordeeld en wanneer veilig, toegelaten.
Reeds toegelaten gewasbeschermingsmiddelen kunnen ook naderhand aan banden worden gelegd, als sprake is van aanhoudende wetenschappelijke onzekerheid over de effecten van het gebruik. Daarvoor is niet vereist dat ten volle bewezen is dat de risico’s reëel en ernstig zijn of dat de negatieve gevolgen voor de gezondheid zich daadwerkelijk voordoen. Zo verbood de Europese Commissie (“Commissie”) een aantal gewasbeschermingsmiddelen ruim tien jaar nadat zij op de markt waren toegelaten, omdat een effect op bijensterfte vermoed werd.
Maximale concentraties van een bestrijdingsmiddelenresidu in producten
In Verordening 396/2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong worden limieten ingesteld voor residuen van bestrijdingsmiddelen die door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aanwezig kunnen zijn: zogenaamde maximale residulimieten (“MRLs”). Dit is het hoogst wettelijk toegestane concentratieniveau van een bestrijdingsmiddelenresidu in of op een levensmiddel of diervoeder.
Bij een aanvraag tot toelating van een gewasbeschermingsmiddel moet de nationale autoriteit van een lidstaat eerst nagaan of een bestaand MRL moet worden gewijzigd of een nieuw MRL moet worden vastgesteld. Als dat het geval is, wordt een aanvraag hiervoor beoordeeld door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (“EFSA”). Toegestane waardes voor verschillende toegelaten en (nog) niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen binnen de EU zijn te vinden in de EU Pesticides Database.
Verder is in dit verband nog relevant Verordening 547/2011 ter uitvoering van 1107/2009 wat betreft de etikettering van gewasbeschermingsmiddelen. Deze verordening bevat verschillende verplichtingen voor de etikettering van gewasbeschermingsmiddelen.
Nederland
In Nederland regelt de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Deze wet geeft onder meer uitvoering aan voornoemde Verordening 1107/2009. De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is verder uitgewerkt in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden, met onder andere voorschriften omtrent het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (“Ctgb”) beoordeelt of gewasbeschermingsmiddelen en biociden veilig zijn voor mens, dier en milieu voordat ze worden verkocht. Dit gebeurt op basis van internationale afspraken en in de wetgeving verankerde criteria. Hierbij wordt Europees beleid gevolgd. Toegelaten biociden of gewasbeschermingsmiddelen worden door het Ctgb gepubliceerd op een lijst met toegelaten gewasbeschermingsmiddelen. Verder stelt het Ctgb gebruiksvoorschriften op voor gewasbeschermingsmiddelen.
Aandachtspunten bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
Iedereen die gebruik maakt van gewasbeschermingsmiddelen moet met een aantal vereisten rekening houden. In de eerste plaats is het essentieel dat alleen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden die Europees en nationaal toegelaten zijn. Werkzame stoffen moeten altijd eerst op Europees niveau zijn toegelaten, voordat een middel met de werkzame stof op nationaal niveau kan worden toegelaten. Hierbij moet bovendien onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds het importeren, produceren, opslaan en vervoeren van gewasbeschermingsmiddelen en, anderzijds, het daadwerkelijke gebruik ervan. Het is namelijk enkel verboden niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Alle andere handelingen zijn toegestaan zolang aangetoond kan worden dat de gewasbeschermingsmiddelen bestemd zijn voor een derde lidstaat waar het gebruik ervan wel is toegestaan.
Ten tweede gelden er specifieke voorschriften voor het gebruik, de etikettering en de administratie omtrent gewasbeschermingsmiddelen. Zo moet sommige informatie verplicht op de verpakking worden vermeld, gelden er voorschriften omtrent de wijze van vermelding en bestaan er standaardzinnen voor bijzondere risico’s voor de gezondheid van mens, dier of het milieu.
Ten derde moeten gewasbeschermingsmiddelen op een wijze gebruikt worden waardoor zij niet de relevante MRLs overschrijden. Dit houdt bijvoorbeeld in dat gebruiksvoorschriften gerespecteerd moeten worden, zodat deze middelen zo goed mogelijk werken, zij veilig gebruikt kunnen worden en het milieu zo min mogelijk wordt belast. Een aantal belangrijke voorschriften zijn:
- Bewijs van vakbekwaamheid
Iedereen die met professionele gewasbeschermingsmiddelen werkt heeft een bewijs van vakbekwaamheid (ook wel “licentie”) nodig voor het verkopen, in opslag hebben of toepassen van professionele gewasbeschermingsmiddelen.
- Verplichte keuring spuitapparatuur
Spuitapparatuur moet elke 3 jaar gekeurd worden door de Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek (“SKL”). Deze stichting is door de staatssecretaris van EZ aangewezen als gecertificeerde instantie.
- Verplichte reiniging lege verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen
Ondernemers moeten verpakkingen van gewasbeschermingsmiddelen direct na het legen schoonmaken met voorgeschreven apparatuur. (zie ook een verdere uitwerking in deze overzichtsnotitie).
- Grondontsmetting
Chemische grondontsmetting moet minstens 3 weken voor het moment van voorgenomen gebruik van de chemische middelen bij de NVWA gemeld worden.
- Verantwoord afvoeren van vervallen gewasbeschermingsmiddelen
Vervallen gewasbeschermingsmiddelen zijn middelen die eerder toegelaten waren maar inmiddels niet meer goedgekeurd zijn. Deze middelen staan ook op databank van de Ctgb. Vervallen middelen moeten ingeleverd worden bij een erkend inzamelaar van chemisch afval.
- Etiketten zaaizaden behandeld met gewasbeschermingsmiddelen
Wanneer zaaizaden behandeld worden met gewasbeschermingsmiddelen gelden specifieke eisen voor de etikettering.
- Administratieve verplichtingen
Tijdens het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moeten verschillende waardes gemonitord worden. Deze staan in Bijlage 3 Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Ook moeten professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen registers bijhouden van de middelen die zij gebruiken.
Toezicht en handhaving door de NVWA
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (“NVWA”) controleert jaarlijks honderden keren op de juiste toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en biociden door bedrijven. Hierbij controleert de NVWA soms door middel van steekproeven of de hoeveelheid residuen in levensmiddelen onder de MRL liggen. Hiervoor neemt de autoriteit monsters bij onder andere winkelketens, industriële bedrijven, groothandels, veilingen en distributiecentra. Deze steekproeven worden gedaan naar aanleiding van risicoanalyses. Onder andere producten die veel geconsumeerd worden en producten die eerder limiet overschrijdende hoeveelheden residuen bevatten worden gecontroleerd. Mogelijke overschrijdingen moeten bedrijven overigens ook uit eigen beweging bij de NVWA melden.
Bij overtredingen van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden kan de NVWA een bestuurlijke boete opleggen tot een maximum van €900.000. Daarnaast kan de NVWA (ook) een last onder dwangsom opleggen, bijvoorbeeld in het geval van onjuist gebruik of gebruik van niet-toegelaten middelen. De overtreder kan tevens worden gekort op de inkomenssteun onder het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (zgn. randvoorwaardenkorting). Tot slot behoort in ernstige gevallen (bijv. bij opzettelijke overtreding van de toepasselijke regelgeving) ook strafrechtelijke vervolging tot de mogelijkheden.
Eind 2023 liet de NVWA weten dat uit 500 door de NVWA uitgevoerde controles bleek dat ongeveer een derde van de geïnspecteerde telers zich niet hield aan de wet- en regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen. Volgens de NVWA is sprake van een structureel probleem en heeft aangekondigd het aantal inspecties de komende tijd op te voeren.
Voor ondernemingen die te maken hebben met gewasbeschermingsmiddelen is het dan ook belangrijk om goed op de hoogte te blijven van de toepasselijke wet- en regelgeving om boetes en andere handhavingsmaatregelen te voorkomen.
Voor meer informatie over een bedrijfsbezoek van de NVWA bekijk de video briefing met praktische tips of zie invalnvwa.nl.
Volg Maverick Advocaten op LinkedIn