Exploitanten van levensmiddelen- en diervoederbedrijven moeten beschikken over systemen en procedures waardoor hun producten in alle stadia van de productie, verwerking en distributie traceerbaar zijn. Een effectief traceerbaarheidssysteem is van belang voor het snel en doeltreffend kunnen beheersen van voedselveiligheidsrisico’s en het beschermen van de consument. Daarnaast verlaagt een goed opgesteld traceringssysteem de potentiële economische schade bij een verplichte recall en leidt het tot meer vertrouwen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (“NVWA”) in het bedrijf.
Niet naleving van de traceringsregels kan bovendien leiden tot hoge boetes. Deze blog gaat in op de belangrijkste aandachtspunten bij het opstellen van een traceringssysteem voor levensmiddelen en diervoeders.
Welke bedrijven moeten een traceringssysteem hebben?
De traceerbaarheidsvoorschriften zijn opgenomen in artikel 18, 19 en 20 van Verordening 178/2002 (de Algemene Levensmiddelen Verordening (“ALV”, vaak ook “GFL” genoemd) en nader uitgewerkt in Uitvoeringverordening 931/2011. Deze voorschriften zijn van toepassing op alle bedrijven die actief zijn in enig stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen (levensmiddelenbedrijven) of de productie, vervaardiging, verwerking, opslag, vervoer of distributie van diervoeders (diervoederbedrijven).
Ook een agent voor levensmiddelenbedrijven is aan te merken als een exploitant van een levensmiddelenbedrijf en dient daarom te voldoen aan de traceerbaarheidsvoorschriften (zie hier). Let op: dit geldt niet voor de uit Verordening 852/2004 voortvloeiende levensmiddelenhygiëne- en HACCP-maatregelen (‘Hazard Analysis and Critical Control Points’).
Waaraan moet een traceringssysteem voldoen?
Het traceringssysteem ziet op de hele keten. Aan de inkoopkant moet de exploitant van een levensmiddelen- of diervoederbedrijf te allen tijde kunnen nagaan wie de levensmiddelen, diervoeders, voedselproducerende dieren of andere stoffen die (naar verwachting) bestemd zijn om in levensmiddelen of diervoeders te worden verwerkt, aan haar heeft geleverd. Aan de verkoopkant moet een exploitant kunnen nagaan aan welke bedrijven zij haar producten heeft geleverd. Hiervoor dient de exploitant te beschikken over traceerbaarheidssystemen en procedures.
Wanneer de NVWA daarom verzoekt, dient de exploitant op korte termijn onder meer de volgende, actuele informatie te verstrekken: (i) naam en adres van de leverancier en identificatie van de aangeleverde producten; (ii) naam en adres van de afnemer en identificatie van de afgeleverde producten; (iii) datum en, indien nodig, tijdstip van de levering; en (iv) volume, indien van toepassing, of hoeveelheid van de geleverde producten. Exploitanten moeten zich ervan bewust zijn dat de termijn voor het aanleveren van de gevraagde informatie zeer kort is. De NVWA hanteert in haar Beleidsregel een termijn van maximaal vier uur voor het aanleveren van deze informatie.
Daarnaast zijn exploitanten verplicht om onmiddellijk en uit eigen beweging bij de NVWA melding te maken indien een product niet aan de voedsel- of voederveiligheidsvoorschriften voldoet of onveilig is. Daarbij moet de exploitant voornoemde informatie verstrekken en mogelijk zelfs een recall uitvoeren (zie ook deze blog).
Verder moeten exploitanten van levensmiddelen- of diervoederbedrijven die aan andere bedrijven leveren, bij de leveringen voldoende informatie verstrekken zodat de ontvangende bedrijven ook in staat zijn aan de traceerbaarheidsvoorschriften te voldoen.
Daarnaast bevatten Verordening 1169/2011 en het Warenwetbesluit Informatie Levensmiddelen algemene etiketteringseisen die eveneens samenhangen met de vereisten van traceerbaarheid. Zo moeten levensmiddelen en diervoeders die (vermoedelijk) op de markt worden gebracht, met het oog op de traceerbaarheid ook adequaat worden geëtiketteerd of gekenmerkt. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan: (i) de benaming van het levensmiddel, (ii) de lijst van ingrediënten, (iii) de (handels)naam en adres van de exploitant die het levensmiddel in de handel brengt of de importeur die het levensmiddel in de EU invoert, (iv) het land (of de plaats) van oorsprong en – voor bevroren vlees – (v) de datum van invriezing (artikel 9 van Verordening 1169/2011). Exploitanten moeten hun producten markeren met unieke identificatiecodes die bovengenoemde informatie bevatten.
Aanvullende traceringsvereisten voor vlees en vleesproducten
Voor vlees en vleesproducten gelden aanvullende traceerbaarheidsvoorschriften op grond van Verordening 1825/2000 en Verordening 1760/2000. Zo dient ieder levensmiddelenbedrijf voor de traceerbaarheid van vlees te beschikken over een identificatie- en registratiesysteem. Deze systemen moeten gegevens bevatten betreffende de aankomst en het vertrek van de dieren of het vlees om de onderlinge samenhang tussen de binnengekomen en uitgaande hoeveelheden vlees of aantallen dieren te garanderen. Zie in dit verband het Informatieblad tracering en etikettering vlees van de NVWA. Bovendien gelden specifieke etikettering- en identificatievoorschriften voor vlees. Het niet aanbrengen van een dergelijk identificatiemerk kan leiden tot een hoge boete.
Gebrekkig traceringssysteem leidt tot hoge boetes
De exploitanten van levensmiddelen- en diervoederbedrijven zijn primair verantwoordelijk dat de levensmiddelen en diervoeders in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de bedrijven onder hun beheer voldoen aan de voorschriften. Dit moeten de exploitanten monitoren middels zogeheten zelfcontrolesystemen (artikel 17 Verordening 178/2002). Een voorbeeld hiervan is de risico-inventarisatie volgens het zogeheten HACCP-systeem (‘Hazard Analysis and Critical Control Points’).
In Nederland houdt de NVWA toezicht op de naleving van deze traceerbaarheidsverplichtingen. Hiertoe voert zij officiële controles uit. De Beleidsregel houdende nadere invulling Verordening 178/2002 verschaft meer duidelijkheid over de wijze waarop de NVWA invulling geeft aan algemeen geformuleerde termen in de traceerbaarheidsvoorschriften die voortvloeien uit de ALV en Uitvoeringsverordening 931/2011.
Voor een overtreding van de traceerbaarheidsvoorschriften kan de NVWA een bestuurlijke boete opleggen van maximaal €5.000. Bij recidive, d.w.z. eenzelfde overtreding binnen vijf jaar, kan dit bedrag steeds worden verdubbeld. Daarnaast kan de NVWA ook een last onder dwangsom opleggen, bijvoorbeeld wanneer een bedrijf niet tijdig alle verzochte informatie aan de NVWA verstrekt. Van belang is dat een opgelegde last op grond artikel 18 Verordening 178/2002 niet verder gaat dan de hierin vastgelegde informatieverplichting (zie hier).
Niet-naleving van de traceringsvoorschriften kan bovendien leiden tot een strafrechtelijke veroordeling. In 2023 heeft de rechtbank Oost-Brabant een bestuurder van een levensmiddelenbedrijf veroordeeld tot een gevangenisstraf van ruim twee jaar vanwege onder meer het systematisch en opzettelijk ontraceerbaar maken van stromen kaaswei en aardappelstoommoes in combinatie met valsheid in geschrifte.
Het is dan ook zaak om goed op de hoogte te blijven van de Europese wet- en regelgeving om te voldoen aan de eisen van de NVWA en geen risico te lopen op eventuele boetes.
Voor meer informatie over een bedrijfsbezoek van de NVWA bekijk de video briefing met praktische tips of zie invalnvwa.nl
Volg Maverick Advocaten op LinkedIn