De zinderende sportzomer heeft Nederland veel gebracht. Niet alleen onverwachte Olympische medailles, maar ook het besef dat een nationale sportbond op diverse vlakken een cruciale rol speelt bij de vraag of, en zo ja onder welke condities, een sporter aan een wedstrijd deel mag nemen. Sporters weten dat allang en lopen geregeld te hoop tegen de (al dan niet vermeende) monopoliepositie van de sportbonden. Op zichzelf genomen kan die positie bedreigd worden door de toetreding van rivaliserende sportbonden. Deze nieuwe toetreders worden daarbij vaak tegengewerkt door de gevestigde sportbonden. Daarbij speelt het mededingingsrecht een cruciale rol. Wat is er precies aan de hand?
Exclusiviteitsverplichtingen
Veel sportbonden die hun monopolie op het organiseren van wedstrijden bedreigd zien, treffen maatregelen om rivaliserende sportbonden buiten spel te zetten. Zo maken gevestigde bonden vaak gebruik van ‘exclusiviteitsregels’ of ‘loyaliteitsclausules’. Dergelijke regels maken het de bond mogelijk vergaande sancties aan hun leden op te leggen indien zij deelnemen aan wedstrijden van rivaliserende sportbonden. De sancties omvatten onder meer tijdelijke of zelfs permanente uitsluiting van deelname aan evenementen van de gevestigde sportbond. Deze maatregelen zijn vaak niet alleen gericht tot de atleten, maar ook tegen coaches, trainers, artsen, begeleiders, officials, juryleden, scheidsrechters, vrijwilligers en andere betrokkenen. Dergelijke maatregelen maken het rivaliserende bonden of evenementorganisatoren lastig, zo niet onmogelijk, een positie op te bouwen. Zo kunnen zij niet rekenen op de deelname van (een representatieve groep) sporters en/of andere betrokkenen. Daardoor komen hun evenementen niet van de grond of blijven zij duurzaam minder aantrekkelijk voor het publiek en sponsoren. Ook lopen atleten extra inkomsten mis doordat het aantal wedstrijdevenementen wordt beperkt of de prikkel om deel te nemen sterk wordt verlaagd. Sporters zien bijvoorbeeld uit angst voor sancties af van deelname aan (lucratieve) evenementen van rivaliserende bonden. Exclusiviteitsregels of loyaliteitsclausules zijn een doorn in het oog van rivaliserende bonden en sporters die daarover de afgelopen jaren klachten indienden bij de Europese Commissie of bij nationale mededingingsautoriteiten. Dit met als doel de exclusiviteitsregels in strijd met het mededingingsrecht te verklaren. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken van deze onderzoeken.
De Europese Commissie
Het is inmiddels vijftien jaar geleden dat de Europese Commissie haar eerste onderzoek naar een sportbond afsloot. Destijds onderzocht de Commissie of de internationale autosportfederatie Fédération Internationale de l'Automobile (“FIA”) door middel van verschillende praktijken de Europese mededingingsregels overtrad. Naast het verhinderen van de opkomst van rivaliserende competities ging de aandacht van de Commissie uit naar FIA’s potentiële belangenconflict als regulerende instantie voor vierwielige motorsporten enerzijds en FIA’s commerciële belangen anderzijds. Het onderzoek werd beëindigd nadat FIA toezegde de opkomst van rivaliserende competities niet te hinderen en afstand te doen van haar commerciële belangen (en haar rol beperkte tot die van een regulerende instantie). Hieruit leek te volgen dat de Commissie op de lijn zit dat sportbonden een strikte scheiding dienen aan te houden tussen regulerende taken en commerciële activiteiten.
Nationale mededingingsautoriteiten
Terwijl de Europese Commissie na de FIA-zaak jarenlang geen onderzoek deed naar exclusiviteitsregels van sportbonden, ontvingen de nationale mededingingsautoriteiten daarover diverse klachten. Dit heeft geleid tot een bont gezelschap van sportbonden die afstand deden van hun exclusiviteitsregels of deze regels op z’n minst drastisch hebben gewijzigd. Zo onderzocht de Italiaanse mededingingsautoriteit de paardensport en de autosport. Ook haar Ierse evenknie onderzocht net als de Belgische autoriteit de paardensport. De autosport werd op de korrel genomen door de Zweedse mededingingsautoriteit die tevens onderzoek verrichte naar exclusiviteitsregels van de nationale bodybuildingbond. Niet alleen bij de nationale mededingingsautoriteiten werd een beroep gedaan op het mededingingsrecht maar ook civiele rechters zijn aangezocht. Zo voerden twee snookerspelers een deels succesvolle civielrechtelijke procedure tegen de snookerbond in Engeland.
Zonder uitzondering troffen de klachten over exclusiviteitsregels bij de nationale mededingingsautoriteiten doel. Opvallend daarbij is dat de aanpak van de Europese Commissie in de FIA-zaak geen weerklank vond bij de nationale mededingingsautoriteiten. Anders dan de Commissie waren de nationale mededingingsautoriteiten van oordeel dat de sportbonden niet altijd de exclusiviteitsregels integraal dienden in te trekken en evenmin dat zij gehouden zijn hun commerciële activiteiten te staken of af te stoten.
Weliswaar erkenden de nationale mededingingsautoriteiten het mededingingsbeperkende effect van exclusiviteitsbepalingen, maar zij hielden ook rekening met het specifieke karakter van de sport en bijbehorende regels. Zo aanvaardde de Ierse mededingingsautoriteit een regel die deelname aan concurrerende evenementen voor paardensport verbood zolang deze evenementen niet specifieke gezondheids- en veiligheidsnormen onderschreven of over een adequate verzekering beschikten. De Zweedse mededingingsautoriteit stond toe dat een Zweedse bodybuildingbond (SKKF) verlangde van atleten die deelnamen aan rivaliserende evenementen dat zij op eigen kosten een dopingtest ondergaan alvorens deel te nemen aan evenementen van SKKF.
Welk antwoord geeft de Commissie op #ChanceToCompete?
Waar diverse sportbonden hun exclusiviteitsregels introkken of sterk wijzigden na onderzoek van nationale mededingingsautoriteiten, worden deze regels in diverse sporten nog altijd door de gevestigde bond gehanteerd. De Europese Commissie is in oktober 2015 door twee Nederlandse schaatsers in de gelegenheid gesteld daar een einde aan te maken door een daad te stellen. Sindsdien doet de Commissie onderzoek naar aanleiding van de klacht van de schaatsers, Mark Tuitert en Niels Kerstholt, over de exclusiviteitsregels van de internationale schaatsbond ISU. Deze regels verbieden schaatsers deel te nemen aan wedstrijden die de ISU niet heeft goedgekeurd. Overtreding van deze regel kan door de ISU met een levenslange uitsluiting van deelname aan evenementen van ISU worden gesanctioneerd. Parrallel aan het indienen van hun klacht lanceerden Tuitert en Kerstholt hun campagne #ChanceToCompete. Daarbij vragen zij Eurocommissaris Vestager in een open brief zich uit te spreken over de vraag hoe ver de macht van een sportbond mag reiken. De actie van Tuitert en Kerstholt ten aanzien van de ISU bleef niet zonder succes, althans de ISU lijkt vooruitlopend op het oordeel van de Commissie bereid haar beleid aan te passen. Terwijl de Commissie op dit moment de klacht nog onderzoekt kondigde de ISU afgelopen juli namelijk aan commerciële concurrentie toe te staan bij de organisatie van schaatsevenementen. Dit zal Tuitert en Kerstholt niet meer baten, omdat beide schaatsers niet meer actief zijn als professionele atleten. Voor de volgende generatie biedt het besluit van de Commissie echter nieuwe mogelijkheden om hun talenten uit te winnen. Daarbij kan de Commissie zich naar aanleiding van de klacht van Tuitert en Kerstholt alsnog uitspreken over de vraag of de maatregel die de ISU inmiddels trof afdoende is. Zo kan de Commissie helder maken wat het antwoord is op de vraag die Tuitert en Kerstholt met #ChanceToCompete voor tal van atleten in andere sporten hebben aangekaart. Voor de Commissie is het een mooie kans om twee vliegen in één klap te slaan. Meer concurrentie in een sport als gevolg van een toename aan wedstrijdevenementen kan niet alleen leiden tot betere prestaties in die sport, maar (een toename aan) rivaliteit tussen organisatoren van die evenementen kan ook leiden tot een verbeterde toegang tot en condities bij die evenementen voor de toeschouwers.