Kartelboete bewijs voor nietigheid contractsbepaling

Het Hof van Justitie heeft bevestigd dat een kartelboete van een nationale mededingingsautoriteit weerlegbaar bewijs oplevert voor de nietigheid van een contractsbepaling (ECLI:EU:C:2023:298). Het is aan de nationale rechter om te bepalen wat de contractuele gevolgen zijn. Een contract is volledig nietig als de verboden bepalingen hier niet los van kunnen worden gezien.

Aanleiding voor deze uitspraak van het Hof van Justitie is een geschil tussen een tankstationhouder en de Spaanse oliemaatschappij Repsol over een exclusieve afnameovereenkomst. De Spaanse mededingingsautoriteit had eerder twee besluiten genomen waarin zij oordeelde dat Repsol het kartelverbod had overtreden door de detailhandelsprijzen voor (andere) tankstations vast te stellen (verticale prijsbinding).

Het contract tussen Repsol en de tankstationhouder maakte geen onderdeel uit van de overeenkomsten waarover de mededingingsautoriteit eerder negatieve besluiten had genomen. De tankstationhouder eist dat zijn exclusieve afnamecontract nietig wordt verklaard en dat er door Repsol schadevergoeding wordt betaald. Hiervoor heeft de tankstationhouder bij de Spaanse rechter een procedure aanhangig gemaakt waarbij de tankstationhouder zich baseert op de eerdere besluiten.

De Spaanse rechter twijfelt in hoeverre de vordering onder de werkingssfeer van de eerdere besluiten van de Spaanse mededingingsautoriteit valt. Daarom stelt de rechter de vraag of het contract van rechtswege nietig is als de tankstationhouder aantoont dat zijn contract door de besluiten wordt geraakt. De Spaanse rechter verwijst hierbij naar de Damages Directive (2014/104/EU) waarin staat dat een sanctiebesluit van een mededingingsautoriteit een onweerlegbaar vermoeden van een overtreding oplevert.

Het Hof herinnert eraan dat de Damages Directive alleen van toepassing is op schadevorderingen. Het Hof volgt vervolgens de conclusie van Advocaat-Generaal Pitruzzella (ECLI:EU:C:2022:659) die oordeelde dat de afdwingbaarheid van schadevorderingen wegens inbreuk op artikel 101 VWEU buitengewoon moeilijk worden als aan de besluiten van een mededingingsautoriteit geen enkel gevolg kan worden toegekend in civielrechtelijke vorderingen tot nietigverklaring.

Volgens het Hof vormt een door een nationale mededingingsautoriteit vastgestelde inbreuk op het mededingingsrecht weerlegbaar bewijs zowel in het kader van een schadevordering als in het kader van een vordering tot nietigverklaring. Hiervoor is wel van belang dat de aard van de vermeende inbreuk waarop de vordering betrekking heeft en de materiële, persoonlijke, temporele en territoriale werkingssfeer ervan, samenvallen met de inbreuk zoals vastgesteld in het besluit.

Het Hof herinnert er ook aan dat overeenkomsten tussen ondernemingen die de concurrentie beperken op grond van artikel 101, lid 2 VWEU van rechtswege nietig zijn. Deze nietigheid treft alleen de bepalingen die onder het kartelverbod vallen. De gevolgen voor alle andere bepalingen in een overeenkomst dienen door de nationale rechter te worden beoordeeld. Een overeenkomst is pas volledig nietig als de concurrentiebeperkende bepalingen hier niet los van kunnen worden gezien.

Dit is in lijn met vaste Nederlandse rechtspraak en doet denken aan de zaak BP/Benschop (ECLI:NL:HR:2013:2123). Hierin heeft de Hoge Raad bevestigd dat een verboden exclusieve afnameverplichting voor een tankstationhouder niet automatisch tot integrale nietigheid leidt van de onderliggende overeenkomst. Hier lag overigens geen besluit van een mededingingsautoriteit aan ten grondslag en dit roept de vraag op of deze Spaanse zaak niet onnodig complex is gemaakt.

Deze blog is ook verschenen in de rubriek Snelrecht van het vakblad Mr. Online.

Voor alle informatie over een bedrijfsbezoek van de ACM en de Europese Commissie, zie invalacm.nl

Volg Maverick Advocaten op LinkedIn

Contact

Martijn van de Hel

T +31 20 238 20 02
M +31 6 21 210 853

Diederik Schrijvershof

T +31 20 238 20 03
M +31 6 81 364 318

Cyriel Ruers

T +31 20 238 20 15
M +31 6 10 257 754