Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het Coty-arrest bevestigd dat het een leverancier van luxeproducten is toegestaan selectieve distributeurs te verbieden via een internetplatform zoals Amazon, Bol.com of Ebay te verkopen. Dit zorgt voor meer duidelijkheid over de mogelijkheid van online beperkingen in distributiecontracten. Uit dit arrest kan niet anders worden afgeleid dan dat ook een marktplaatsverbod bij de meeste niet-luxe producten en bij open distributie is toegestaan. De Europese Commissie heeft dit onlangs bevestigd. Nog niet iedere nationale mededingingsautoriteit is bereid deze laatste stap te zetten.
Samenvatting Coty-arrest
Het Hof moest in de zaak Coty een antwoord geven op de vraag of producenten van luxeartikelen selectieve distributeurs mogen verbieden deze producten aan te bieden op online marktplaatsen. Het Hof stelt in lijn met vaste rechtspraak voorop dat een stelsel van selectieve distributie niet in strijd is met het kartelverbod indien de distributeurs op basis van objectieve, kwalitatieve, proportionele en niet-discriminerende criteria zijn gekozen. Selectieve distributie kan noodzakelijk zijn bij luxeproducten voor de bescherming van het prestigieuze imago en daarmee de kwaliteit van het product.
Vervolgens concludeert het Hof dat een marktplaatsverbod geschikt is om het luxe-imago van de producten in stand te houden en evenredig is. Het verbod waarborgt dat producten alleen via erkende wedeverkopers worden verkocht en in een omgeving die voldoet aan de met de wederverkopers overeengekomen kwaliteitseisen. Doordat er geen contract bestaat tussen de leverancier en de platforms van derden kan een leverancier niet afdwingen dat deze platforms zich houden aan deze kwaliteitseisen.
Van een absoluut verbod op internetverkoop is volgens het Hof geen sprake. Erkende wederverkopers mogen producten verkopen zowel via eigen websites als via niet-erkende platforms van derden, mits hun tussenkomst niet voor de consument kenbaar is. Het Hof wijst hierbij op de uitkomsten van het e-commerce onderzoek van de Commissie waaruit blijkt dat 90% van de ondervraagde wederverkopers een eigen website heeft. Dit wettigt de conclusie dat een verbod op verkoop van luxeproducten via internetplatforms niet verder gaat dan noodzakelijk.
Ten slotte gaat het Hof in op de vraag of een marktplaatsverbod onder de Groepsvrijstelling valt aangezien in de zaak Coty de marktaandeeldrempels van 30% niet zijn overschreden. Het Hof is van oordeel dat het verbod geen beperking vormt van de klanten aan wie de erkende wederverkopers de luxeproducten mag verkopen en ook niet de passieve verkoop aan de consument beperkt. Een marktplaatsverbod laat de mogelijkheid om producten via internet te verkopen onverlet en vormt dan ook geen hard core beperking van de klantenkring en de passieve verkoop in de zin van de Groepsvrijstelling.
Gevolgen praktijk
Het arrest laat er geen twijfel over bestaan dat het leveranciers van luxeproducten is toegestaan selectieve distributeurs te verbieden producten via marktplaatsen te verkopen. De Rechtbank Amsterdam kwam in een identiek geschil tussen sportfabrikant Nike en één van zijn wederverkopers, eerder tot dezelfde conclusie. De vraag is of op basis van dit arrest ook een marktplaatsverbod bij niet-luxeproducten en bij open distributie is toegestaan. Hoewel het arrest - strikt genomen - op luxeproducten ziet, is de reikwijdte van het arrest naar ons oordeel breder.
Ook bij selectieve distributie van niet-luxeproducten is het toegestaan kwaliteitseisen te stellen aan de omgeving waarin de producten worden verkocht. Deze kwaliteitseisen kunnen evengoed niet worden afgedwongen van een platform van derden omdat er geen contractuele relatie tussen de leverancier en het platform bestaat. Dus ook in het geval van selectieve distributie van niet-luxeproducten zou een marktplaatsverbod gerechtvaardigd moeten zijn.
Bovendien heeft het Hof aangegeven dat een verbod om via internetplatforms van derden te verkopen geen beperking van de klantenkring, geen beperking van de passieve verkoop aan de consument en dus geen hard core beperking van de concurrentie vormt die niet voor de Groepsvrijstelling in aanmerking komt. Gelet op de algemene bewoordingen van de Groepsvrijstelling kan dit antwoord van het Hof op dit punt niet beperkt zijn tot selectieve distributie.
Op basis hiervan is er geen andere conclusie mogelijk dan dat een verbod op verkoop via internetplatforms van derden is toegestaan indien de leverancier en distributeur een marktaandeel van niet meer dan 30 procent hebben, ongeacht of het luxeproducten en/of selectieve distributie betreft. Boven dit marktaandeel zal per geval moeten worden beoordeeld of sprake is van een luxeproduct en/of selectieve distributie dan wel of er een individuele vrijstelling mogelijk is.
De Commissie heeft het Coty-arrest verwelkomd en aangegeven dat hiermee duidelijkheid en rechtszekerheid wordt geboden. Het arrest zorgt voor een uniforme toepassing van het mededingingsrecht in de EU. Het is volgens de Commissie belangrijk dat het Hof heeft aangegeven dat een marktplaatsverbod geen hard core beperking vormt en dus onder de Groepsvrijstelling valt, ongeacht of het een luxeproduct of selectieve distributie betreft. De ACM heeft eerder aangegeven ook op deze lijn te zitten.
Het is wonderlijk dat het Duitse Bundeskartellamt (BKa) heeft laten weten dat het arrest nauwelijks invloed op haar beschikkingspraktijk zal hebben aangezien het arrest uitsluitend op luxeproducten zou zien. Het BKa ziet het arrest eerder als een bevestiging van haar standpunt over de illegaliteit van een marktplaatsverbod, behoudens bij selectieve distributie van luxeproducten. Het begrip luxeproduct moet volgens het BKa eng worden geïnterpreteerd. Van een “carte blanche” voor producenten om distributeurs te verbieden via een marktplaats te verkopen is geen sprake, aldus het BKa.
Gelet op de interne markt gedachte en het grensoverschrijdende effect van internetverkoop is dit verschil van inzicht tussen de Commissie en deze toonaangevende mededingingsautoriteit van de grootste economie in de EU voor het bedrijfsleven geen wenselijke situatie. De Commissie heeft al aangegeven de dialoog met andere mededingingsautoriteiten (lees: het BKa) aan te gaan om tot een gezamenlijke lijn te komen.
De voortekenen zijn niet gunstig in Duitsland. Zo oordeelde het Bundesgerichtshof enkele dagen na het Coty-arrest in de Asics-zaak dat een verbod voor distribiteurs van niet-luxeproducten om gebruik te maken van prijsvergelijkingssites geacht wordt de concurrentie te beperken en dus verboden is. De Commissie heeft hierover in het e-commerce rapport een genuanceerder maar geen definitief standpunt ingenomen en betoogd dat er in ieder geval wel objectieve en kwalitatieve criteria kunnen worden gesteld aan het gebruik van dit soort websites. De discussie hierover wordt dus ongetwijfeld vervolgd. Ondertussen zullen bedrijven vooral in Duitsland op hun hoede moeten blijven.
Blijf op de hoogte
E-commerce blijft zowel bij de Commissie als bij nationale toezichthouders hoog op de agenda staan. www.ecommercesectorinquiry.com is hét informatieportal om op de hoogte te blijven van het laatste nieuws van de Commissie en nationale mededingingsautoriteiten op het gebied van E-commerce. Dit portal wordt regelmatig bijgewerkt op basis van relevante juridische ontwikkelingen en bevat veelgestelde vragen en tips & tricks.
Voor alle informatie over een bedrijfsbezoek van ACM en de Commissie zie invalacm.nl