2015 zal op energiegebied enkele interessante ontwikkelingen brengen. Zo zal de Wet windenergie op zee waarschijnlijk in werking treden en zullen diverse Europese Netcodes in afrondende fasen komen (zie de werkplannen gas en elektriciteit van de Europese Commissie, ACER en ENTSB-E/ENTSB-G en de jaarlijkse prioriteitenlijst van de Europese Commissie). De belangrijkste ontwikkeling zal echter komen met de indiening van het wetsvoorstel STROOM door het ministerie van Economische Zaken.
Het wetsvoorstel STROOM is het laatste onderdeel van de wetgevingsagenda STROOM. De term STROOM is afgeleid van de doelen van de agenda en staat voor STROomlijnen, Optimaliseren en Moderniseren. De wetgevingsagenda wil voorzien in duidelijkere en eenvoudigere wetgeving, met minder regeldruk voor bedrijven en lasten voor de overheid. De wetgeving moet daarnaast op inzichtelijke wijze geënt worden op de Europese wetgeving. Ook moet de transitie naar duurzame energiehuishoudingen worden ondersteund en een concurrerende economie worden gefaciliteerd. Concrete resultaten van die wetgevingsagenda zijn de Verzamelwet STROOM en de Wet inzake nettarieven van de energie-intensieve industrie.
In maart van dit jaar wil het ministerie van Economische Zaken het wetsvoorstel STROOM (wetvoorstel en Memorie van Toelichting) aan de Tweede Kamer toezenden. Het wetsvoorstel strekt er in essentie toe om de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet samen te voegen en met elkaar in lijn te brengen en beter te laten aansluiten op de Europese regelgeving. Een deel van het wetsvoorstel is dan ook een beleidsneutrale samenvoeging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Het wetsvoorstel bevat echter ook enkele inhoudelijke wijzigingen op het gebied van de tariefregulering en de inrichting en de taken van de netbeheerder.
Tariefregulering
De wet- en regelgeving over tarieven voor het transport van elektriciteit of gas is volgens de minister te uitgebreid en verspreid geregeld. Er bestaan ook (niet uitlegbare) verschillen in opbouw en formulering tussen de Elektriciteits- en Gaswet en het Europese recht. Het wetsvoorstel wil deze regels samenvoegen en harmoniseren. Ook wil het wetsvoorstel de huidige belemmeringen voor hernieuwbare en decentrale energie opheffen.
Met het wetsvoorstel wil de minister de tariefregulering ook duidelijker en eenvoudiger maken. Om dit te bereiken worden in het wetsvoorstel procedurele bepalingen vereenvoudigd en gestroomlijnd. De gedachte hierachter is dat hiermee de (opbouw van de) tarieven transparanter zullen worden. Zo zal het wetsvoorstel onder meer de taken van systeembeheerders (aansluit-, meet- en transporttaak) in het kader van de tarieven samenvatten en harmoniseren. Ook expliciteert het wetsvoorstel dat systeembeheerders vergoedingen in rekening kunnen brengen voor de uitvoering van specifieke taken (zonder dat vooraf een tarief voor de taak is vastgesteld). De Autoriteit Consument en Markt krijgt de bevoegdheid om de hoogte van dergelijke vergoedingen achteraf op kostenefficiëntie te controleren.
Eén van de voorgenomen wijzigingen betreft het zogenaamde x-factorbesluit. Dit besluit zal worden vervangen door een besluit waarin voor ieder jaar de totale inkomsten per netbeheerder worden vastgesteld (“inkomstenbesluit”). De minister wil met dit besluit ervoor zorgen dat de totale inkomsten van de netbeheerders beter aansluiten bij de te verwachten kostenontwikkeling. Wel zal er ruimte blijven voor aanpassing van het inkomstenniveau om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen, zoals nieuwe investeringen of nieuwe taken.
Daarnaast zal de wettelijke duur van de reguleringsperiode worden verlengd. Dit is met name ingegeven door de wens om het aantal procedures te verminderen. Om te waken voor te grote tariefverschillen tussen verschillende reguleringsperiodes zal er ruimte komen voor tussentijdse aanpassing van (onderdelen van) de besluiten. Ook zal er voortaan nog maar één methodebesluit per type systeembeheerder worden vastgesteld.
Deze wijzigingen, samen met de harmonisering van de wetgeving, moeten leiden tot een verlaging van de administratieve, bestuurlijke en toezichtlasten en moet leiden tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid. Dit zal op zijn beurt weer het investeringsklimaat ten goede komen.
Inrichting en taken netbeheerder
De inrichting en taken van de netbeheerder zullen, in overeenstemming met het doel van het wetsvoorstel, worden gestroomlijnd en inzichtelijker worden vastgelegd. Onder meer door beter aan te sluiten op het Europees kader. Eén van de aanpassingen betreft de wijziging van diverse begrippen. Zo zal een netbeheerder voortaan systeembeheerder heten en wordt er – als het wetsvoorstel eenmaal in werking is getreden – niet meer van een net maar een systeem gesproken. Ook valt op dat het begrip aansluiting wordt gewijzigd; de nu bestaande koppeling met de Wet waardering onroerende zaken zal komen te vervallen.
Een andere wijziging behelst de positie van de nieuwe systeembeheerder. Deze zal steviger worden vastgelegd in de wet. De gedachte van de minister is dat een systeembeheerder alleen die taken uitvoert die aan hem zijn toebedeeld. Dit geldt ook voor de groep waarbinnen de systeembeheerder opereert. Dit verheldert de marktordening volgens de minister en zal leiden tot daadwerkelijke marktwerking waar mogelijk en alleen daar regulering waar marktwerking niet mogelijk is.
Systeembeheerders krijgen in het wetsvoorstel ook enkele nieuwe taken, dit betreft taken met betrekking tot het systeem op zee voor aansluiting van windparken en de invoeding van duurzame energie door aangeslotenen met kleine aansluitingen. Daarnaast heeft de minister in het wetsvoorstel de mogelijkheid opgenomen om systeembeheerders tijdelijk taken toe te kennen (zie ook de beleidsbrief van de minister).
Het wetsvoorstel zal ook de regels over netplanning en –uitbreiding aanpassen. De reden hiervoor is de energietransitie naar duurzame energie en de te verwachten grote investeringen. Het huidig systeem van kwaliteits- en capaciteitsdocumenten en uitbreidingsinvesteringen zal dan ook worden gewijzigd. De nieuwe regels moeten ervoor zorgen dat (i) noodzakelijke investeringen tijdig worden uitgevoerd, (ii) alleen deze investeringen worden gedaan (niet meer of minder), dat (iii) duidelijker wordt wat de verantwoordelijkheden van partijen zijn en dat (iv) de systeembeheerder efficiënte investeringen terug kan verdienen.
Ook duurzame energie (lokale energie of decentrale energieproductie) staat op de agenda van de minister. Hier ligt volgens de minister een taak voor de Experimenten-AMvB. Deze AMvB voorziet in de mogelijkheid om (wettelijke) voorschriften tijdelijk buiten toepassing te laten, om experimenten op het gebied van de energietransitie optimaal te faciliteren. De minister wil dat partijen de mogelijkheid krijgen om met alle relevante aspecten rond hernieuwbare energie, energiebesparing, efficiënt gebruik van het systeem, nieuwe marktmodellen en tariefregulering kunnen experimenteren als dat wenselijk is. De ervaringen kunnen vervolgens de basis bieden voor een wetswijziging.
Planning wetsvoorstel
Het streven van de minister is om het wetsvoorstel in maart dit jaar bij de Tweede Kamer in te dienen. Het wetsvoorstel ligt momenteel voor advies bij de Raad van State. Het doel is om het wetsvoorstel op 1 januari 2016 in werking te laten treden. Gelet op het korte tijdspad en de belangen die gemoeid zijn met het wetsvoorstel is het zeer de vraag of deze ingangsdatum zal worden gehaald.
Ook heeft de minister aangekondigd dat een tweede wetsvoorstel wordt voorbereid die de beleidsmatige wijzigingen zal bevatten ten aanzien van de hoofdstukken die in het wetsvoorstel beleidsneutraal zijn overgenomen (onder meer ten aanzien van codes, consumenten en levering). De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal ten minste één jaar na het wetvoorstel STROOM zijn.