Bedrijven worden regelmatig geconfronteerd met overheidsbedrijven die concurrerende producten of diensten aanbieden. Overheden dienen daarbij op grond van de Wet Markt en Overheid (WM&O) vier gedragsregels in acht te nemen. Die regels zijn op 1 juli 2012 ingevoerd om ondernemers te beschermen tegen oneerlijke concurrentie door de (ondernemende) overheid. Zo geldt ten eerste voor bestuursorganen die zelf economische activiteiten verrichten de verplichting om de integrale kosten van die activiteiten door te berekenen (kostendoorberekening). Dit wordt uitgewerkt in het Besluit Markt en Overheid. Ten tweede mag de overheid eigen overheidsbedrijven niet bevoordelen ten opzichte van concurrerende bedrijven. Dit bevoordelingsverbod wordt nader toegelicht in de Handreiking Markt en Overheid. Ten derde mag de overheid de gegevens waarover zij beschikt (zoals data uit het Kadaster) alleen hergebruiken voor andere, economische activiteiten als andere organisaties of bedrijven ook (onder dezelfde voorwaarden) over de gegevens kunnen beschikken (gegevenshergebruik). Ten vierde geldt dat wanneer een overheid voor economische activiteiten een bestuurlijke rol heeft en die activiteiten ook zelf uitvoert niet dezelfde personen betrokken mogen zijn bij de bestuurlijke en de economische activiteiten van die organisatie (functiescheiding). De WM&O voorziet in verschillende uitzonderingssituaties waarin de gedragsregels niet van toepassing zijn. Meer informatie hierover is opgenomen in De Wet Markt en Overheid: door (spontane) naleving of handhaving naar een gelijk speelveld?
Ondernemers kunnen bij schending van de gedragsregels een klacht indienen bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) die toezicht houdt op de WM&O. Daarbij moet worden aangetekend dat voor activiteiten die op het moment van de inwerkingtreding van de WM&O al werden verricht een overgangstermijn van maximaal twee jaar geldt. Eerst ná 1 juli 2014 zijn de regels dus niet langer alleen van toepassing op nieuwe activiteiten, maar ook op activiteiten die gestart zijn vóór 1 juli 2012.
In 2013 heeft de ACM heeft een nulmeting laten uitvoeren om zicht te krijgen op de omvang en ernst van de oneerlijke concurrentie door overheden. Omdat 83% van de overheden economische activiteiten uitvoert, is de ernst en omvang van de problematiek in potentie groot volgens de ACM. Volgens de nulmeting geldt vooral bij het inzamelen van bedrijfsafval, het exploiteren van gemeentelijke sportaccommodaties, verkoop en verhuur van vastgoed of gronden en het adviseren of detacheren van personeel een groot risico op concurrentievervalsing. De ACM gaf in 2012 aan in te zetten op spontane naleving, waarbij overheden de overgangstermijn benutten om hun gedrag in lijn met de WM&O te brengen. Onlangs publiceerde de ACM een steekproef waaruit volgt dat slechts een beperkt aantal gemeenten maatregelen heeft genomen om te voldoen aan de WM&O. Met het verstrijken van het overgangsregime in zicht lost ACM vorige week het volgende schot voor de boeg: “[..] na 1 juli moet het op orde zijn. De wet is dan twee jaar oud. Na 1 juli zullen we ook handhaven.” De Minister van Economische Zaken zal nog vóór 1 juli 2015 verslag uitbrengen over de doeltreffendheid en effecten van de WM&O in de praktijk. Wil de Minister al tegen die tijd een positief verslag kunnen uitbrengen, dan zal – mede gelet op de inhoud van de nulmeting en de steekproef – de tweede helft van 2014 in het teken moeten komen te staan van handhaving van de WM&O. Overheidsbedrijven zullen hun zaken dus snel op orde moeten krijgen.